2020
Op 14 mei 2019 gaan wij het gedicht Het hart van Rotterdam van J.C. Bloem voordragen. Dit jaar niet op 80 straathoeken aan de brandgrens maar vanuit de deuropening, het raam, de voortuin of het balkon.
Het hart van Rotterdam
door J.C. Bloem (m)
HOE vreemd ligt deze stad nu open,
hoe is zij wonderlijk en licht:
de huizenlooze straten loopen
van niets naar niets — toch niet ontwricht.
De hemel straalt als nooit tevoren
op waar der eeuwen bouw verdween —
de zomer heeft geen glans verloren,
de zon scheen zooals ze altijd scheen.
Men gaat in innerlijke afzondring,
herdenkend hoe het is geweest,
en vindt zichzelf tot zijn verwondring
geschokt veel minder dan bedeesd.
Klaag niet. Steeds bloesemen de tuinen
boven verganklijkheid en wee:
een herder rust thans op de puinen
van Babylon en Niniveh.
The heart of Rotterdam
by J.C. Bloem (m)
Translated by Hans Sitton
How strangely open this city lies momentarily,
How is she so wondrous and light:
The houseless streets run
From nothing to nothing – not disrupted anyway.
The sky shines like never before
on where centuries of construction disappeared –
Summer has not lost its shine,
The sun shone like she’s always shone.
One goes in inner retreat
Commemmorating what it has been like,
and surprisingly finds oneself
shocked far less than shy.
Do not complain. As always gardens blossom
over impermanence and sorrow:
A shepherd rests currently
on the ruins of Babylon and Niniveh.
Il cuore di Rotterdam
di J.C. Bloem (m)
(translated by google)
Quanto stranamente aperta questa città si trova momentaneamente,
Come è così meravigliosa e leggera:
Le strade senza casa corrono
Dal nulla al nulla, comunque non interrotto.
Il cielo splende come mai prima d’ora
su dove scomparvero secoli di costruzione –
L’estate non ha perso il suo splendore,
Il sole splendeva come sempre splendeva.
Si va in ritiro interiore
Commemorando com’è andata,
e sorprendentemente si ritrova
scioccato molto meno che timido.
Non lamentarti. Come sempre fioriscono i giardini
sopra l’impermanenza e il dolore:
Un pastore riposa attualmente
sulle rovine di Babilonia e Ninive.